[Bijlage I] Salarisverhoging
In de bijlage van de in artikel 3:1, eerste lid, bedoelde bezoldigingsregeling worden met ingang van 1 april 1993 de daarin opgenomen schaalbedragen verhoogd met 2%.
Met ingang van 1 januari 1995 worden de schaalbedragen verhoogd met 0,5%.
Met ingang van 1 augustus 1995 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,25%, behoudens de schaalbedragen van personeel werkzaam bij gemeentelijke zorginstellingen. Ten aanzien van personeel dat op of na 1 augustus 1995 werkzaam is bij gemeentelijke ziekenhuizen, gemeentelijke verpleegtehuizen of gemeentelijke psychiatrische ziekenhuizen, geldt dat zij in januari 1996 een eenmalige uitkering ontvangen ter grootte van 1,25% van de grondslag. De grondslag bestaat uit de over de maanden augustus tot en met december 1995 genoten bezoldiging, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Deze uitkering wordt niet verstrekt aan personeel dat voor 1 januari 1996 uit dienst is getreden en in de periode van 1 augustus tot en met 31 december 1995 minder dan 100 uur bij één instelling heeft gewerkt.
Met ingang van 1 januari 1996 is de gemeentelijke salarismutatie ook op personeel van zorginstellingen van toepassing.
Met ingang van 1 augustus 1996 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,25%.
Vanaf 1997 wordt een structurele eindejaarsuitkering uitgekeerd van 0,3% van het jaarsalaris.
Per 1 juni 1997 worden de schaalbedragen met 3,0% verhoogd.
In december 1997 wordt, naast de al bestaande eindejaarsuitkering van 0,3%, een eenmalige uitkering verstrekt van 0,7% van het jaarsalaris met dien verstande dat die uitkering minimaal ƒ 350,– bedraagt. De uitkering werkt door naar de postactieven.
Met ingang van 1 april 1998 worden de schaalbedragen verhoogd met 2,25%.
In december 1998 wordt de bestaande eindejaarsuitkering van 0,3% met 0,5% van het jaarsalarisverhoogd tot 0,8% met dien verstande dat uitkering minimaal ƒ 400,– bedraagt. De uitkering werkt door naar de postactieven.
Met ingang van 1 april 1999 worden de schaalbedragen verhoogd met 2,0%.
Met ingang van 1 oktober 1999 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,0%.
In december 1999 wordt de bestaande eindejaarsuitkering van 0,3% structureel met 0,5% van het jaarsalaris verhoogd tot 0,8% structureel van het jaarsalaris, met dien verstande dat de uitkering minimaal ƒ 400,– bedraagt. De uitkering werkt door naar de postactieven.
Degenen die op 1 december 1999 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van f 350,= bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt door naar de postactieven.
Degenen die op 1 april 2000 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van f 350,= bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt door naar de postactieven.
Met ingang van 1 augustus 2000 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%.
Met ingang van 1 oktober 2000 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%.
In 2000 wordt de structurele eindejaarsuitkering van 0,8% eenmalig verhoogd met 0,5% onder een gelijktijdjge eenmalige verhoging van het minimale bedrag met f 250,–. Dit resulteert voor 2000 in een eindejaarsuitkering van 1,3% met een minimaal bedrag van f 650,–.
Met ingang van 1 januari 2001 worden de schaalbedragen gebruteerd met 1,9% met een maximum van f 1.745,–.
Met ingang van 1 mei 2001 worden de schaalbedragen verhoogd met 3,3%.
Vanaf 2001 wordt de eindejaarsuitkering met 0,95% (0,2%+0,75%) structureel verhoogd naar 1,75%. Tevens wordt vanaf 2001 het minimale bedrag verhoogd van f 400,– naar f 1.125,– bruto. In 2001 wordt deze minimale uitkering eenmalig opgehoogd met f 50,– naar f 1.175,– bruto.
Vanaf 2002 bedraagt de eindejaarsuitkering 1,75% met een minimaal bedrag van € 511,-.
Met ingang van 1 februari 2002 worden de schaalbedragen verhoogd met 3 %.
Met ingang van 1 oktober 2002 worden de schaalbedragen verhoogd met 0,5 %.
Vanaf 2002 wordt de eindejaarsuitkering structureel met 1 procentpunt verhoogd naar 2,75%. Tevens wordt vanaf 2002 het minimale bedrag verhoogd van € 511,– naar € 611,– bruto. Vanaf 2002 is de grondslag van de eindejaarsuitkering het jaarsalaris.
Met ingang van 1 april 2003 worden de schaalbedragen verhoogd met 2%.
Vanaf 2003 wordt de eindejaarsuitkering structureel met 0,25 procentpunt verhoogd naar 3%. Tevens wordt vanaf 2003 het minimale bedrag verhoogd van € 611,–naar € 836,– bruto.
Degenen die op 1 oktober 2003 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van € 200 bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt niet door naar de pensioenen en de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.
Met ingang van 1 juni 2005 worden de schaalbedragen verhoogd met 1%.
Met ingang van 1 februari 2006 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,6 %.
Met ingang van 1 februari 2007 worden de schaalbedragen verhoogd met 0,8%.
Met ingang van 1 juni 2007 worden de schaalbedragen verhoogd met 2,2%.
In 2007 wordt de eindejaarsuitkering structureel verhoogd met 0,5 procentpunt. Dit resulteert in een eindejaarsuitkering van 3,5%. De bodem van de eindejaarsuitkering wordt niet verhoogd en blijft € 836,=.
Met ingang van 1 juni 2008 worden de schaalbedragen verhoogd met 2,2%.
In 2008 wordt de eindejaarsuitkering structureel verhoogd met 1,5 procentpunt. Dit resulteert in een eindejaarsuitkering van 5%. De bodem van de eindejaarsuitkering wordt niet verhoogd en blijft € 836,=.
In 2010 wordt de eindejaarsuitkering structureel verhoogd met 0,5 procentpunt. Dit resulteert in een eindejaarsuitkering van 5,5%. De bodem in de eindejaarsuitkering wordt verhoogd van € 836, – naar € 1.750, -. Degenen die (een deel van) de maand april 2010 in dienst zijn van de gemeente ontvangen een eenmalige uitkering van 1% en een eenmalige uitkering van 0,5%. Beide eenmalige uitkeringen worden berekend over het salaris dat de medewerker ontvangen heeft in de maand april 2010 vermenigvuldigd met de factor 12. Voor medewerkers met een deeltijdbetrekking worden de twee eenmalige uitkeringen vastgesteld naar rato van de betrekkingsomvang. De eenmalige uitkeringen zijn pensioengevend en hebben geen invloed op de hoogte van bovenwettelijke uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid (uitkeringen op grond van hoofdstuk 9, 9a, 9b, 9c, 10, 10a, 10d, 11 en 11a van de CAR).
Met ingang van 1 januari 2011 worden de schaalbedragen verhoogd met 0,5% en wordt de eindejaarsuitkering structureel verhoogd met 0,5 procentpunt. Dit resulteert in een eindejaarsuitkering van 6,0%. De bodem van de eindejaarsuitkering wordt niet verhoogd en blijft € 1.750, -.
Met ingang van 1 januari 2012 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,0%.
Met ingang van 1 april 2012 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,0%.
Met ingang van 1 oktober 2014 worden de schaalbedragen verhoogd met 1%.
Degenen die op 15 juli 2014 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van € 350 bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt niet door naar de pensioenen en de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.
Met ingang van 1 april 2015 worden de schaalbedragen verhoogd met 50 euro.
Met ingang van 1 januari 2016 worden de schaalbedragen verhoogd met 3%.
Met ingang van 1 januari 2017 worden de schaalbedragen verhoogd met 0,4%.
Met ingang van 1 augustus 2017 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,0%.
Met ingang van 1 januari 2018 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%.
Met ingang van 1 oktober 2019 worden de schaalbedragen verhoogd met 3,25%.
Met ingang van 1 januari 2020 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,00%
Met ingang van 1 juli 2020 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,00%
Met ingang van 1 oktober 2020 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,00%
Met ingang van 1 december 2021 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%
Degenen die op 3 november 2021 in dienst zijn van de veiligheidsregio’s krijgen in december 2021 een eenmalige uitkering van € 1200 bruto bij een volledige betrekking. De uitkering bestaat uit eenmalig een bedrag van € 900 bruto en een eenmalige coronaonkostenvergoeding van € 300 bruto. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De eenmalige uitkering van € 900 bruto per december 2021 wordt als variabele toelage in het volgende jaar 2023 tot het pensioengevend inkomen gerekend. De eenmalige coronaonkostenvergoeding van € 300 bruto wordt niet tot het pensioengevend inkomen gerekend. De eenmalige uitkering telt niet mee in de opbouw van het IKB en werkt niet door naar de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.
Met ingang van 1 april 2022 worden de schaalbedragen verhoogd met 2,4%
Eenmalige uitkering december 2022: Degenen die op 1 december 2022 in dienst zijn van de Veiligheidsregio’s krijgen in december 2022 een eenmalige uitkering van bruto € 750 voor de medewerkers tot en met schaal 8 (inclusief schaal A) en bruto € 375 voor de medewerkers vanaf schaal 9. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De eenmalige uitkering wordt als variabele toelage in het volgende jaar 2023 tot het pensioengevend inkomen gerekend. De eenmalige uitkering telt niet mee in de opbouw van het IKB en werkt niet door naar de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.
Met ingang van 2 januari 2023 worden de schaalbedragen verhoogd met € 100,00 gevolgd door een procentuele stijging van 5,5%. Daarnaast wordt per 2 januari 2023 de eindejaarsuitkering structureel verhoogd met 1,56 procentpunt. Dit resulteert in een eindejaarsuitkering van 8,33%
Met ingang van 1 mei 2024 worden de schaalbedragen verhoogd met 6,4%
briefnummer: U200800195 en U200801544 en U201001449 en U201001923, U201200956, U201401852, U201600159, U201700653, U201900565, lbr. 22-03 LOAV 22-01, Lbr. 22/15 LOAV 22/08, Lbr. 23/03 LOAV 23/01