[9i.2] Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. berekeningsgrondslag: de optelsom van:
1.1 het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 1:1 onder qq en rr;
1.2 de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onder a en b;
1.3 de TOR, bedoeld in artikel 3:37;
1.4 de toelagen bedoeld in hoofdstuk 20 en de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend, berekend over de maand onmiddellijk voorafgaande aan de ingangsdatum van de geheel of gedeeltelijke periode van buitengewoon verlof.
Als sprake is van toegekende toelagen die in hoogte variëren dan wordt het gemiddelde berekend over de periode van de voorgaande 12 maanden.
2. Het bedrag van de berekeningsgrondslag wordt opnieuw vastgesteld bij een generieke salarisverhoging, waaronder begrepen de stijging van de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onder a en b.
3. Als verlofopname door de ambtenaar in de voorgaande 12 maanden heeft geleid tot een wijziging van de feitelijke uitbetaling van de berekeningsgrondslag dan werkt die wijziging door in de berekeningsgrondslag.
b. bruto uitkeringsbedrag: het bruto bedrag dat met toepassing van de witte loonheffingstabel en loonheffingskorting nodig is voor een berekeningsresultaat van 75% netto als bedoeld in artikel 9i:3 lid 1;
c. bezwarende functie: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten;
d. tweede loopbaan: iedere functie binnen de organisatie van de veiligheidsregio of buiten de organisatie van de veiligheidsregio die, in het kader van het loopbaanplan, volgt op de bezwarende functie en die past bij de richting zoals afgesproken is in het loopbaanplan.
e. dienstjaren: de jaren in dienst van een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps, de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer, mits dit een functie was, die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag en de jaren als vrijwilliger bij de brandweer, mits het om jaren gaat waarin men daadwerkelijk en regelmatig in de uitruk is ingezet en men niet tegelijkertijd een aanstelling had als beroepsbrandweer. Bij twijfel over het aantal dienstjaren als vrijwilliger dient de ambtenaar aannemelijk te maken hoeveel jaren hij als vrijwilliger is ingezet;
1. AOW-hiaat: de periode waarin de ambtenaar van 65 jaar of ouder geen recht had op een AOW-uitkering met een maximum van 24 maanden;
g. Totaalinkomen: het met de bestanddelen van de berekeningsgrondslag overeenkomende inkomen in een nieuwe functie vermeerderd met uitkeringen die de ambtenaar in verband met arbeidsongeschiktheid ontvangt.
h. AOW-kloof: de periode tussen de leeftijd van 67 jaar en de individuele AOW-leeftijd van de ambtenaar.
briefnummer: Lbr. 23/11 LOAV 23/05